Het fasensysteem in de

flexbranche

Wanneer je gaat werken, hoort daar een contract bij. Vaak start je met een contract voor bepaalde tijd en krijg je op een gegeven moment een contract voor onbepaalde tijd. Bij het geven van contracten komen bepaalde regels kijken. In het regulier arbeidsrecht worden contracten geregeld via het periode- en ketensysteem. In de flexbranche hebben we een eigen systeem voor de rechtspositie van werknemers: het fasensysteem.

Het fasensysteem is vastgelegd in de CAO voor Uitzendkrachten en bepaalt hoe uitzendkrachten rechten opbouwen. Hoe langer de uitzendkracht werkt, hoe meer rechten hij of zij krijgt. Het systeem bestaat uit drie fasen. Leden van de ABU hanteren hiervoor een lettersysteem, waar leden van de NBBU een cijfersysteem gebruiken.

• ABU: fase A, B en C
• NBBU: fase 1-2, 3 en 4.

Maar geen zorgen, het komt op hetzelfde neer.

Hoe werkt het fasensysteem?

Elke fase heeft zijn eigen duur en regels. Over het algemeen begint een flexkracht is fase A/1-2 en doorloopt vanaf hier het fasensysteem. Maar er zijn ook uitzendbureaus die flexkrachten bewust een fase B/3 of C/4 contract aanbieden. Hieronder een overzicht van de fasen:

• Fase A/1-2: Uitzendovereenkomst met uitzendbeding of detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd. In deze fase is het contract flexibel en kan het eenvoudiger worden beëindigd.
• Fase B/3: Detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hier krijgt de uitzendkracht meer zekerheid en kan het contract minder eenvoudig beëindigd worden.
• Fase C/4: Detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat de flexkracht een vast contract heeft.